Moderne jaren

Na vijf jaar oorlog en bezetting lag Nederland in 1945 in puin. Bruggen en havens waren vernield, fabrieksinstallaties ontmanteld en landbouwgronden onder water gezet. Er was een groot tekort aan steenkool, grondstoffen, voedsel, kleding en woningen. Naast alle materiële schade en gebrek had de Tweede Wereldoorlog aan meer dan tweehonderdduizend Nederlanders het leven gekost.1

Nederland moest zo snel mogelijk herrijzen. De rijksoverheid dirigeerde het herstel, onder leiding van het ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw. Er heerste een ongekende saamhorigheid om het vernielde land er weer bovenop te helpen. Hard werken, sober leven en elkaar steunen. Zo klonk het in bioscoopjournaals en zo stond het op posters en in kranten.

Affiche van de Regeringsvoorlichtingsdient (nu Rijksvoorlichtingsdienst), ca. 1946.

Papier en prijzen

Een jaar na de bevrijding vergaderde de Tweede Kamer over de mogelijkheid om onderwijzers wat vroeger met pensioen te laten gaan. Harm van Sleen (1890-1958), Tweede Kamerlid van de PvdA, schetste de situatie in het Nederlandse onderwijs en bepleitte rust voor oudere leraren:

Denk […] aan de vele schoolgebouwen, die stuk of bezet zijn, […] aan het ontstellend gebrek aan boeken, schrijf- en teekenbehoeften, denk aan de groote klassen door het combineeren van de eigen klas met een deel van een andere, het vele schoolverzuim en het te laat komen, de verslapte tucht, de onvoldoende medewerking der ouders, het bandelooze van een uit het lood geslagen jeugd, en men zal het met mij eens zijn, dat de oudere leerkrachten niet de meest aangewezenen zijn om aan de bezwaren het hoofd te bieden en om de jeugd weer in het goede spoor te dringen.2

Van Sleen kon zich inleven: hij had bijna dertig jaar in het onderwijs gewerkt.

Een grote klas in een kleine noodschool. De Wilhelminaschool in Oosterbeek, 18 september 1946.

Onderwijsminister G. van der Leeuw (1890-1950) had geen snelle oplossingen: noch voor de geconstateerde bandeloosheid, noch voor de vermoeide leraren. Maar over het gebrek aan schoolboeken was hij optimistisch: zijn ambtgenoot van Handel en Nijverheid had laten weten dat er meer papier beschikbaar kwam.3

De Nederlandse schoolboekenuitgevers hadden met hun lobby dit papier “losgepeuterd”. Ook hadden ze toestemming gekregen om de prijzen van schoolboeken met 30% te verhogen, onder strikte voorwaarden.4 Prijsbeheersing was een van de maatregelen om de economie na de oorlog weer op orde te krijgen.5

Dezelfde inhoud

Het Parool bepleitte meteen een nieuwe aanpak voor de nog te drukken boeken:

Dienen schoolboeken een object van winstbejag te zijn, gebaseerd op de min of meer toevallige samenwerking tusschen uitgevers en schrijvers van schoolboeken, of is het in verband met de opvoeding der Nederlandsche jeugd gewenscht dat zij schoolboeken te verwerken krijgt, die didactisch en wetenschappelijk aan de hoogste eischen voldoen? […] De beslissing hierover zal moeten liggen bij het onderwijs […] en niet bij de uitgevers.6

De kritiek leidde echter niet tot verandering; er wás simpelweg geen enkele onderwijsinstantie in Nederland die de inhoud van schoolboeken bepaalde.7 De vrijheid van onderwijs lag dwars: iedere zuil hield vast aan eigen lesmateriaal. Na de Tweede Wereldoorlog bereikte de onderwijsverzuiling zelfs een hoogtepunt, te midden van alle Wederopbouw-saamhorigheid.8 Uitgevers konden dus zonder problemen hun vertrouwde koers handhaven.

Ook niets nieuws uit Zutphen

In het najaar van 1948 publiceerde W.J. Thieme & Cie zijn eerste naoorlogse fondscatalogus.
Een dun boekje met een lijst “uitgaven waarvan weer voldoende voorraad is, of waarvan de herdruk binnen zeer korte tijd kan worden geleverd”.9 De catalogus van 1948 bevatte geen enkele nieuwe titel, wel een paar vertrouwde series voor specifieke zuilen. Zoals Stil lezen voor de R.K. lagere school, in 3e en 4e druk. Deze leesboekjes met “aandacht- en denkoefeningen” voor de hogere leerjaren waren voorzien van kerkelijke goedkeuring.10 Naast teksten over Italiaanse meren, champignons en sardientjes bevatten deze onder meer de tekst Apostelwerk, met de slotzin: “Bidt veel voor de ongelukkige heidenen in ons eigen land en voor het welslagen van het inlandse missiewerk!” Vervolgens konden leerlingen – ook in stilte – een opstel schrijven waarom “we vele kinderen, vooral in onze grote steden ‘heidenkinderen’ noemen”.11

Dankzij deze uitgaven draaide het Zutphens uitgeefbedrijf van de familie Schillemans als vanouds, al was de directie wel uitgebreid en verjongd. Vanaf 1949 bestierde de heer H.G.J. Schillemans (1881-1959) samen met zoon Gerard Cornelis en zijn jongere neven Cornelis en Dirk Willem NV Uitgeverij en Boekhandel W.J. Thieme en Cie. Vanaf 1951 vormde dit viertal ook de directie van hun tweede naamloze vennootschap: Boekbinderij en Binderij W.J. Thieme en Cie.12 Voor de verkoop trokken zij al gauw vertegenwoordigers aan: een gouden greep. Thieme’s schoolboeken vlogen de deur uit en belandden in de tassen van een nieuwe generatie scholieren.

Reizende verkopers van W.J. Thieme en Cie, op de stoep voor het bedrijfspand, ca 1956.

Moderne, rijke jaren

Na vrijwel iedere oorlog volgt een geboortegolf(je) en de baby’s die vanaf 1945 in het bevrijde Europa geboren werden, vormden daarop geen uitzondering. Maar in Nederland waren het er wel érg veel. Omdat de sterftecijfers laag bleven groeide de totale bevolking fors. Dat veroorzaakte lichte paniek in kringen van demografen en daarbuiten: overbevolking was niet goed voor de welvaart.13

Kinderpostzegels, 1947.

Maar de angst bleek ongegrond. Tussen 1911 en 1963 verdubbelde de Nederlandse bevolking én werden Nederlanders gemiddeld twee keer zo welvarend. In de periode van 1948 tot 1963 steeg de welvaart het snelst. De ontwikkeling van Nederland van een ingetogen, zuinig land tot een onbegrensd consumentenparadijs vond plaats precies in de overgang tussen de jaren vijftig – met hun geleide loonpolitiek om de wederopbouw te stimuleren – en de jaren zestig. Toen ging de poort naar het moderne consumptieve leven echt open: een gevolg van onvermijdelijke loonstijgingen vanwege de krapte op de arbeidsmarkt.

Hoewel stofzuigers, radio’s en soms zelfs een auto ook in het interbellum al tot de huishoudelijk bezittingen behoorden, kwam de explosieve verspreiding ervan pas echt op gang in de jaren vijftig en zestig. In korte tijd groeide het aantal telefoonaansluitingen, brommers en elektrische huishoudelijke apparaten. Bovendien kocht iedereen ineens spullen van plastic: een ‘nieuw’ materiaal met eindeloze mogelijkheden.14 Langzaam maar zeker werd al dit nieuwe bezit niet meer ervaren als een voorrecht, maar als een recht. Zo werd in relatief korte tijd “het moderne leven in een moderne maatschappij een vanzelfsprekendheid.”15

Stoffig onderwijs

De babyboomers kregen onderwijs volgens beproefd recept: zes jaar verplichte lagere school gevolgd door – steeds vaker – middelbaar onderwijs. Van ambachtsscholen en huishoudscholen tot mulo, mms, hbs en gymnasium: de schoolvormen uit de 19e eeuw bleven fier overeind.
Kinderen gingen vaker langer naar school en volwassenen stortten zich op zelfstudie.16 Want in alle sectoren van de uitbundig bloeiende economie waren meer geschoolde werknemers nodig. Iedereen had boeken nodig en daar profiteerde ook Thieme van. Aan de lopende band verschenen herdrukken en nieuwe uitgaves voor alle oude onderwijsvormen.

De medewerkers van de recensierubriek in Het Schoolblad, een wekelijks verschijnend tijdschrift van de Nederlandse Onderwijzersvereniging, hadden hun handen vol aan het beoordelen van alle boeken. Een precies werkje, gezien het aantal fouten waar ze auteurs op wezen. En hoewel de recensenten in het algemeen mild waren en niet te beroerd om hun positieve oordeel te eindigen met “Warm aanbevolen!” bleven ze altijd kritisch. Ook op de boeken van uitgever Thieme.
“Minder gelukkig is de zeer droge wijze, waarin de leerstof puntjesgewijs opgediend wordt. Voor wie is dit eigenlijk bedoeld? De leerkracht kan deze punten in elk goed plantkunde-boek vinden. De leerling zal er m.i. gauw genoeg van krijgen.”, aldus J.P. van S. over Thieme’s Plantkunde in Woord en Beeld voor de Lagere School.17
En recensent Van S. schreef in zijn beoordeling van Spreken en Schrijven, moderne taalmethode voor de lagere school: “Waarom de schrijver zijn methode een moderne meent te mogen noemen is ons niet duidelijk geworden. Vrijwel in geen enkel opzicht onderscheidt zij zich van reeds bestaande, al zijn er zeker betere en veel modernere te noemen.”18

Boeken als ‘grafzerken’

In 1953 schreef de Volkskrant naar aanleiding van de prijsuitreiking voor het best verzorgde (dat wil zeggen vormgegeven en gedrukte) boek:

Terwijl over de hele wereld – en ook in ons land – grafische kunstenaars en kundige ontwerpers zich uitsloven om voor elk boek een verantwoorde vorm te vinden, welke in overeenstemming is met de tekst en tot lezen uitnodigt, zien onze Nederlandse schoolboeken er uit alsof men de schooljeugd het lezen voorgoed wil afleren, door haar vooral goed in het hoofd te prenten, dat boeken saai en lelijk zijn.19

Uitgeverij Wolters in Groningen reageerde met het aantrekken van een vaste typografisch ontwerper: Susanne Heynemann. Met succes; haar werk bezorgde de Groningse uitgever al snel vormgevingsprijzen.20 Maar de heren Schillemans van uitgeverij Thieme veranderden hun aanpak (of vormgeving) niet. De extra inspanning en daarbij horende kosten leken ook niet nodig te zijn: het onderwijsfonds draaide immers goed.

Eenheid en schakering

De vooruitgang zat bij Thieme dus niet in de vormgeving van boeken. Inhoudelijk maakte de uitgever vanaf ongeveer 1957 wel een sprong: toen verscheen Eenheid en Schakering. Deze serie was gemaakt door twee neerlandici en een leraar pedagogiek, en introduceerde totaliteitsonderwijs: verschillende schoolvakken waren nu verbonden in één samenhangende methode. In onderwijskringen was deze vorm van onderwijs al langer onderwerp van gesprek, maar veel lesmateriaal was er nog niet. Thieme’s uitgave verschafte een “uitstekende methode” voor taallessen die leerlingen eenheid bood doordat alles om één onderwerp draaide. “Taalverwerving in al haar facetten (van stijl tot spraakkunst en spelling) op een manier die aansloot op het niveau van het kind”, vond de recensent meteen bij de lancering.21 Stap voor stap werkten de auteurs dit idee uit tot een volledige leergang in 15 deeltjes voor alle jaren van het lager onderwijs. Ze gingen uit van de eenheid van de taal en vonden dat de structuur van de aangeboden taal “ten nauwste [moet] aansluiten bij het zich ontwikkelende wereldbeeld van het kind.”22

Omslag nieuwe taalmethode voor totaliteitsonderwijs, 1957.

In die lijn leerden kinderen uit de vijfde klas (10-11 jaar) stijl, spraakkunst en brieven schrijven aan de hand van een tekst over Schiphol – wereldluchthaven. Met oefeningen:

Zoek uit de volgende zinnen het gezegde:
1. Ieder jaar geeft de K.L.M. tien miljoen gulden uit voor reclame.
2. Op allerlei verkeersbureaus in binnen- en buitenland heeft men reclameplaten opgehangen.
3. Voor de oorlog had men ook wel geadverteerd.
4. Maar na 1945 plaatste de directie ook geregeld advertenties in de grote Amerikaanse tijdschriften.
5. Daardoor is het aantal passagiers van de K.L.M. enorm toegenomen.[…]23

Na les over Schiphol volgden De Nederlandse kolenmijnen: “Waarom denk je ’s zomers maar zelden aan de mijnwerkers?” en Het Verkeer. De leestekst gaf een verklaring van het actuele straatbeeld: “In de derde plaats zijn de auto’s thans veel groter en sneller dan voorheen. Kijk maar eens naar die reusachtige vrachtwagens en die brede Amerikaanse personenauto’s. Op zulk een druk en massaal verkeer zijn onze straten en wegen niet berekend.”24 De gevolgen van de drukte waren zichtbaar op foto’s die – volgens de auteurs – ook dienden om een klassengesprek aan te zwengelen.

Verkeersongelukken in het leerboek. De opstelopdracht luidde: kijk goed naar de foto’s en vertel wat er gebeurd is.

In 1963 maakte het nieuwste medium zijn entree in klaslokalen: schooltelevisie. Twaalf jaar na de allereerste officiële Nederlandse televisie-uitzending keken kinderen naar een educatieve uitzending over de Zwitserse stad Basel.

Eerste schooltelevisieuitzending over Basel, in een Amsterdamse lagere school. 22 oktober 1963.

Onderwijs op de schop

De schoolboeken veranderden geleidelijk. Net zoals de kinderen. Naoorlogse baby’s waren vrijwel zonder uitzondering groot gebracht met hulp van de opvoedmethode van de Amerikaanse kinderarts dokter Benjamin Spock (1903-1998). Op alles wist hij raad en steeds verdedigde hij zijn stelling: wees niet te streng voor het kind of voor uzelf.25 Zijn boek verkocht beter dan de Bijbel, bereikte alle rangen en standen en lag overal op ouderlijke nachtkastjes.26
Ook de opvattingen over onderwijs veranderden. Eerst vooral in opiniebladen en kranten: “De gedachte die vroeger algemeen heerste dat je de kinderen maar netjes en stil moest neerzetten als weckflessen in het gelid, om ze dan vol te gieten met kennis, heeft afgedaan. Het kind kan en mag niet aldoor passief zijn, juist door zelf te doen, zelf te onderzoeken moet het leren.”27

Begin jaren zestig kon het Ministerie van Onderwijs in Den Haag er niet meer omheen: de bestaande structuur van scholen paste echt niet meer bij de tijd. Dat gold met name voor de onmogelijkheid om soepel van het ene type naar het andere type ‘door te stromen’.
Naast een kwestie van emancipatie was dit vooral een economisch probleem: de naoorlogse periode had laten zien hoe belangrijk onderwijs was voor de economie. Om het bereikte welvaartspeil in stand te houden was steeds meer geschoolde man- en vrouwkracht nodig; verdere scholing was voor de hele samenleving van belang.

De oude verbrokkelde onderwijsorganisatie moest op de schop. In 1963 werd de Wet tot regeling van het voortgezet onderwijs  –  Mammoetwet  –  van Onderwijsminister Jo Cals aangenomen. Alles zou veranderen, vanaf de invoering in 1968.28 Dát vooruitzicht was ook voor Thieme een voorbode van verandering. Want hoe dynamisch de periode van wederopbouw voor Nederland ook was geweest, voor de uitgever was het toch vooral business as usual.
Vanaf 1963 stonden ook de uitgevers in Zutphen klaar voor een van de grootste onderwijsrevoluties. De tijd van het losse leerboek was voorbij; scholen hadden voortaan complete leergangen nodig.29

Mr. Cornelis Schillemans (1898-1963), derde generatie uitgever op kantoor, 1956. Links naast de kast hangt een portret van zijn grootvader Cornelis Schillemans.
  1. Wereldwijd kwamen tussen de 70 en 85 miljoen mensen om. Renske Krimp (red) 2015; Wikipedia. ↩︎
  2. Handelingen II, 1945/46, 17 april 1946, p. 663-674, p.665. ↩︎
  3. Handelingen II, 1945/46, 17 april 1946, p. 663-674, p.672. ↩︎
  4. Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van het archief van uitgeverij en drukkerij W.J. Thieme & Cie te Zutphen (1831-2006), nummer toegang 0037, inventarisnummer 878. Het Directoraat-Generaal van de Prijzen stond prijsverhoging pas toe als een uitgever zijn boekhouding over de jaren 1937, 1938 en 1939 had ingeleverd, samen met kostenspecificaties voor de boektitels die hij van plan was uit te brengen. ↩︎
  5. Naast de allerbelangrijkste stap: geldsanering. Jan Luiten van Zanden 1997. 170-175. ↩︎
  6. Het Parool, 28-03-1946. ↩︎
  7. De beroemde pedagoog dr. Ph. Kohnstamm reageerde en pleitte voor een oplossing waarbij particulier initiatief en centrale planmatige leiding hand in hand zouden gaan. Het Parool, 20-04-1946. ↩︎
  8. P. Th. F. M. Boekholt en E. P. de Booy 1987. 235; N. Bakker, J. Noordman, en M. Rietveld – van Wingerden 2023. 596. ↩︎
  9. Fondscatalogus W.J. Thieme & Cie, najaar 1948. ↩︎
  10. W.J Thieme, Beknopte catalogus 1948; P. van Adrichem z.j. De eerste druk verscheen in 1936. ↩︎
  11. Adrichem z.j. 59-60. ↩︎
  12. W. F. Kalkwiek 1992. 120. ↩︎
  13. Kees Schuyt en Ed Taverne 2000. 223-231. In 1946 werden 284.000 baby’s geboren, een ongeëvenaard record. Pas na 1965 daalde het geboortecijfer. Dat kwam door de introductie van de anticonceptiepil.  ↩︎
  14. Judith Gussenhoven 2013. 115-116. ↩︎
  15. Ibidem, aldaar citaat uit H.W. Lintsen J.W Schot, A. Rip en A.A. Albert de la Bruhèze (red) 2003. 32. ↩︎
  16. Boekholt en de Booy 1987. 257. ↩︎
  17. Het schoolblad, 6-5-1950, 270. ↩︎
  18. Het schoolblad, 13-5-1950, 287. ↩︎
  19. ‘Moeten schoolboeken vervelend zijn?’, De Volkskrant, 25-07-53; over grafzerken Het Schoolblad, 11-12-1948. ↩︎
  20. Franck Smit 1986. 55. ↩︎
  21. Het schoolblad, 15-2-1958. 125, 13-05-1961. 371. ↩︎
  22. P.H. van Os, C.A.G. Planije, en G.J. van der Keuken 1957. 3. ↩︎
  23. Ibidem. 10. ↩︎
  24. Ibidem. 31. ↩︎
  25. Zie onder (veel) meer: ‘Een kinderarts met miljoenen patiënten’, D. Hendrikse in De libelle, geïllustreerd weekblad voor de vrouw, jrg 24, 1957, no. 39. 108-110. ↩︎
  26. Bakker, Noordman, en Wingerden 2023. 291-293, 324-326. ↩︎
  27. De Groene Amsterdammer, jrg. 78, 1954, no. 50. ↩︎
  28. ↩︎
  29. Boekholt en de Booy 1987. 281-287; Emma Los 2012. 161-175. ↩︎

Bibliografie

  • Renske Krimp (red). De doden tellen. Slachtofferaantallen van de Tweede Wereldoorlog en sindsdien. Amsterdam: Nationaal Comité 4 en 5 mei, 2015.
  • P. van Adrichem. Stil lezen voor de R.K. school. zesde leerjaar, 4e druk ed. Zutphen: W.J. Thieme & Cie, z.j.
  • Bakker, J. Noordman en M. Rietveld – van Wingerden. Vijf eeuwen opvoeding en onderwijs in Nederland. Assen: Koninklijke Van Gorcum, 2023.
  • Th. F. M. Boekholt en E. P. de Booy. Geschiedenis van de school in Nederland vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd. Assen/Maastricht: Van Gorcum, 1987.
  • Judith Gussenhoven. Founding NEMO. De geschiedenis van het Nederlandse wetenschapsmuseum en zijn voorgangers, 1923-2013. Amsterdam: NEMO uitgeverij, 2013.
  • H.W. Lintsen J.W Schot, A. Rip en A.A. Albert de la Bruhèze (red). Deel VII. Techniek en modernisering. Balans van de twintigste eeuw. Techniek in Nederland in de twintigste eeuw. . Zutphen: Walburg Pers, 2003.
  • F. Kalkwiek. Groeien in de tijd 1792-1992: Geschiedenis van het Zutphense familiebedrijf Thieme. Zutphen: Thieme, 1992.
  • Emma Los. De canon van het onderwijs. Amsterdam: Uitgeverij Boom / SUN, 2012.
  • P.H. van Os, C.A.G. Planije en G.J. van der Keuken. Eenheid en Schakering. Thieme: W.J. Thieme & Cie, 1957.
  • Franck Smit. Boekjaar. Wolters & Noordhoff 1836-1986. Wolters-Noordhoff, 1986.
  • Kees Schuyt en Ed Taverne. 1950: Welvaart in zwart-wit. Nederlandse cultuur in Europese context. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2000.
  • Jan Luiten van Zanden. Een klein land in de 20e eeuw. Economische geschiedenis van Nederland 1914-1995. Utrecht: Het Spectrum, 1997.