Dameswerk & vrouwenarbeid

“Als er vooruitzicht is dat er wat in te verdienen is dan zou er geld voor moeten zijn.
Hetgeen gij van mij kunt krijgen zou er niet veel aan helpen, want er moet geld
zijn om mee te werken ook, dus zouden wij het tegen intrest moeten opnemen.”1

Zakelijk en praktisch advies van Johanna Schillemans-van den Broek (1809-1870) aan haar zoon Kees. Hij had haar geschreven het bedrijf van de familie Thieme in Zutphen over te willen nemen. Zij won direct raad in bij experts en zette haar ideeën uiteen in brieven aan hem.2 Bekenden én familie vroegen zich af of het überhaupt verstandig was om wat vroeger een heel goede zaak was geweest, ‘maar agteruit gegaan’, over te nemen. Vooral omdat de jonge aspirant boekhandelaar Kees Schillemans (1840-1904) geen enkele ervaring had met een drukkerij.

Het ‘huis van zoo veel geld’ van Thieme in de Sprongstraat 9-11 in Zutphen.

“Dan een huis van zoo veel geld, [dat] zal natuurlijk heel groot zijn, wat moet gij daar mee doen, en hoe en met wie zoud gij daar in gaan wonen, om u huishouden te bestuuren en mee een oog over de zaak te houden?” Haar zoon moest bereid zijn zich aan winkel en huis te binden en “bijna alle [uitspanningen] te laten varen”.3 De zaak zou immers zijn belangrijkste uitspanning (vermaak) moeten worden, benadrukte Van den Broek.

Dat werd het, want in oktober 1862 verleende Johanna haar 21-jarige zoon handligting “tot het uitoefenen van den Boekhandel en de Boekdrukkerij te Zutphen”.4 Ze stemde er in toe dat haar minderjarige zoon zich in dit zakelijk avontuur stortte.5 En verhuisde vervolgens haar hele Dordrechtse huishouden. Vanaf 2 januari 1863 bewoonde een nieuwe familie het dubbele pand aan de Sprongstraat van uitgeverij, boekhandel en drukkerij W.J. Thieme & Cie.: de weduwe Johanna Schillemans met haar kinderen Hendrika (Jet) (1836-1913), Cornelis (Kees) (1840-1904) en Goverdina (Dien) (1842-1892).6 De drie vrouwen bestuurden het huishouden en hielpen vanaf dat moment inderdaad mee ‘een oog over de zaak te houden’.
Uit algemene advertenties blijkt dat de zussen een rol speelden in het advertentiebureau van de Zutphensche courant, een uitgave van W.J. Thieme & Cie. Als iemand op zoek was naar een meid of een “fatsoenlijke dienstbode P.G. [protestantse godsdienst, JG] die netjes kan werken en een burgerpot kan koken” verschaften de ‘Dames Schillemans’ inlichtingen.7
Naast deze werkzaamheden bestuurden zij tot 1870 het huishouden aan de Sprongstraat. In dat jaar trouwde Kees met de Zutphense Maria Margaretha Dercksen (1841-1898) en overleed Johanna. Vanaf toen leidde Maria zijn huishouden. De ongetrouwde Jet en Dien verhuisden in 1871 samen naar een ander adres.8

Kernachtige spreuken

Financiële jaaroverzichten werpen wat licht op de zakelijke bijdrage die de zussen leverden aan het bedrijf. Gemiddelde besteedde Schillemans tussen 1893 en 1901 wekelijks een vorstelijke 209 gulden aan ‘huishouden en privé’.9 Hoogstwaarschijnlijk was dit bedrag bestemd voor twee huishoudens: dat van Kees met zijn vrouw, kinderen en dienstpersoneel en dat van zijn zus Jet met haar personeel. Dien Schillemans was in 1892 op haar 49ste overleden. 209 gulden was een royale hoeveelheid huishoudgeld, zelfs na onderlinge verdeling. Ter vergelijking: letterzetters, meesterknechten en drukkers verdienden in Nederland rond 1890 tussen de 6 en (maximaal) 18 gulden per week.10

De financiering van het levensonderhoud van Jet (en Dien) was geen liefdadigheid van Kees, gelet op hun hierboven geschetste rol op het advertentiebureau van de Zutphensche courant. Sterker nog: het geld is op te vatten als loon of honorarium, in het bijzonder voor Jet. Want dankzij haar werk had het bedrijf jarenlang een vaste bron van inkomsten.

Mejuffrouw H. (Jet) Schillemans, rond 1912.

Vanaf 1870 tot aan haar dood maakte Jet Schillemans namelijk een van de succesproducten van de drukkerij/uitgeverij: de Internationale Scheurkalender.11
Rond augustus begon ze met haar “goede smaak en belezenheid” aan het samenstellen van de inhoud en verzamelde ze een nieuwe serie “levensvoorschriften, nuttige wenken en uitnemende gezegden in het Nederlandsch, Fransch, Hoogduits en Engelsch.”12 Tegen het einde van het jaar drukte W.J. Thieme & Cie. de nieuwste versie van dit moderne product. De kalender was “in een huiskamer verre te verkiezen boven een wandalmanak”, aldus De Huisvrouw.13 Ook andere tijdschriften en kranten prezen de keurig nette vormgeving van kalenderschild en -blaadjes, én de inhoud. “De verzamelende hand bleek een begaafde te zijn. Het internationaal cachet, dat deze uitgave draagt, zal haar warme sympathie bij zeer velen in ons, in litterarischen zin, cosmopolitisch vaderland, verzekeren”, zo schreef het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage.14

De door Jet Schillemans ‘met zorg gekozen inhoud’ stond vol met spreuken als: “Wer nicht kan Spasz versteh’n / Musz nicht unter die Leute gehn” of “Nur ein mutter weiszt allein / Was liebe heiszt und glücklich sein”.15 Haar vondsten leverden een schare trouwe kopers op. Meermaals moest de uitgever tegen eind december laten weten dat de Internationale Scheurkalender voor het komende jaar “niettegenstaande de groote oplage” helemaal uitverkocht was.16 Deze populariteit is ongetwijfeld ook de reden dat er geen exemplaren van bewaard zijn gebleven. Bovendien was het een huishoudelijk verbruiksartikel: hij werd letterlijk opgescheurd.17

Een impressie van de concurrentie: wandalmanak voor 1893 van G.J. Thieme Arnhem.
Kalenderblad ontworpen door kunstenares Anna Sipkema. Zij ontwierp in 1911 een ‘modern schild’ voor de Internationale Scheurkalender.

Stille kracht en schaamte

Jet Schillemans bleef tijdens haar leven onopgemerkt. Volgens de (anonieme) auteur van het gedenkboek uit 1913 was dat ook precies haar bedoeling: “Zij heeft er trouwens ook niet naar gestreefd, haar naam op den voorgrond te doen komen: van hooger waarde is voor haar de overtuiging dat zij, door haar Kalender, in veler leven een stille kracht ten goede mag wezen.”18

Maar ook na haar overlijden bleef het commerciële en artistieke succes van haar werk onzichtbaar, ondanks de enorme hoeveelheid kernachtige, bemoedigende spreuken die ze meer dan veertig jaar lang had verzameld, en ondanks de opbrengsten van haar kalender voor uitgeverij W.J. Thieme & Cie. Hiermee is Jet Schillemans, samen met haar zus en haar moeder, exemplarisch voor een categorie vrouwen die stelselmatig buiten de cijfers van beroepentellingen is gebleven.19 Volgens de gehanteerde definities had iemand een beroep als diegene daarmee zelfstandig zijn (of haar) gezin kon onderhouden. Echtgenotes die meewerkten in het bedrijf van hun man telden hierdoor niet mee, zussen en moeders evenmin.20 Maar er speelde nog iets anders mee: aan het einde van de negentiende eeuw heerste, ook onder vrouwen, de overtuiging dat betaald werk voor hen iets was om je voor te schamen – zeker in de burgerklasse.21 Nette dames hoefden niet te werken. Zij deden aan liefdadigheid, waren bezig met nuttige handwerken of lazen romans.22

Witte blouses en zelfverdiend brood

Toch leek er iets te veranderen. De wereldreizigster, publiciste en sociaal hervormer A.M.M. Storm-van der Chijs23 publiceerde in de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw artikelen waar ze een oplossing aandroeg voor het probleem dat een groeiend aantal meisjes uit de burgerij ongehuwd bleef en daarmee het risico liep “in de maatschappij tot een treurig lot weg [te] zinken”. Ze pleitte voor beter onderwijs dat deze meisjes moest voorbereiden op de uitoefening van een beroep waarmee ze tot het huwelijk “en desnoods haar hele leven” in hun eigen onderhoud zouden kunnen voorzien.24

Niet alleen het onderwijs moest beter, ook de beperkte reeks beroepen waarin vrouwen aan de slag konden moest volgens Van der Chijs worden uitgebreid. Naast de sociaal geaccepteerde vrouwelijke beroepen als huishoudster, gouvernante of onderwijzeres, vond zij ook kantoorberoepen bijzonder geschikt voor nette ongetrouwde vrouwen.25

Tegen het einde van de negentiende eeuw gingen steeds meer meisjes naar school. Geholpen door de (feministische) discussies en de beginnende vrouwenemancipatie was een groeiend aantal van hen in staat haar eigen inkomen te verdienen, zij het vooralsnog vooral in de traditioneel ‘vrouwelijke’ beroepen.
Dankzij de uit Amerika overgewaaide typemachine ontstond het nieuwe vak ’typewriting’. Hiermee braken vrouwen langzamerhand door op kantoren. Kantoorbediende was niet langer een beroep alleen voor mannen en groeide zelfs uit tot volledig vrouwenberoep.26 Mejuffrouw A.M. Sonnenberg (1887-?) was rond 1910 de eerste vrouwelijke kantoorbediende en typiste bij W.J. Thieme & Cie in Zutphen.27 Op andere plaatsen in het bedrijf – de drukkerij, zetterij en boekbinderij – werkte vooralsnog geen enkele vrouw. Dat wil zeggen: afgezien van ‘vrouw Van Stokkum’ en ‘vrouw Hartman’. Afgaand op de aanspreekvorm voor deze vrouwen en een foto van de eerste (met bezem in de hand onder het bord ‘kantoor’) waren zij de huishoudsters van het bedrijfspand.28

Typiste met witte blouse, vermoedelijk mejuffrouw A.M. Sonnenberg, ca. 1912.

Geschoolde auteurs

De situatie bij de uitgeverij – geliefd bedrijfsonderdeel van Kees Schillemans – zag er anders uit. De schrijvers en vertalers van het fonds van W.J. Thieme & Cie. kwamen in toenemende mate zelf uit het onderwijs. Leraren, schoolhoofden en wetenschappers vertaalden, bewerkten en schreven boeken voor kinderen (en volwassenen). Toen deze beroepen langzamerhand ook door vrouwen werden uitgeoefend, verschenen de eerste door vrouwen vertaalde en geschreven uitgaven. Dat was een min of meer logisch gevolg en geen illustratie van een bijzonder geëmancipeerde uitgever. Ongeveer tien vrouwen publiceerden tussen 1890 en 1920 hun werk bij de uitgeverij in Zutphen.29

Een van deze vroege vrouwelijk auteurs was mejuffrouw Hen(d)rika Anthonia Krooneman (1836-1913). Ze had in Utrecht in 1865 haar akte van algemene toelating als schoolhouderes behaald en mocht vanaf dat moment lesgeven “in het schrijven, de beginselen der Nederlandsche taal, der aardrijkskunde, der geschiedenis en in de handwerken voor meisjes”.30 Nadat ze eerst een dag- en kostschool voor jongejuffrouwen in Zaandijk had geopend, werd ze hoofdonderwijzers aan de Openbare Meisjesschool in Enkhuizen.31

Krooneman had al vroeg zeer uitgesproken ideeën over nut en noodzaak van beroepsonderwijs voor meisjes. In haar “Voorbericht der vertaalster” van het boek Het Onderwijs in de Vrouwelijke Handwerken schreef ze in 1871:

Van verschillende zijden hoort men vragen om meer en beter onderwijs voor meisjes uit den fatsoenlijken stand en op enkele plaatsen wordt hieraan op de eene of andere wijze voldaan. Ontwijfelbaar is dat een verblijdend teeken des tijds. ’t Valt intusschen moeilijk bij de opmerking daarvan de vraag te weerhouden: wat men toch wel doet, of denkt te doen, voor meisjes uit de volksklasse. Hebben deze genoeg aangewoon lager onderwijs? Zal dit genoegzaam wezen voor haar leven, onverschillig welke hare bestemming zij? Ik betwijfel het: een meisje heeft meer noodig dan kennis van de vakken van het lager onderwijs! Naar mijne bescheiden meening zal ook grondige kennis van en bedrevenheid in de vrouwelijke handwerken haar zeer te stade komen. Hoe jammer dus dat de wetgever deze niet onder de verplichte leervakken der openbare lagere scholen heeft opgenomen.32

Naailes op de Amsterdamse Huishoudschool aan het Zandpad, rond 1902.

Korte tijd later had de wetgever haar advies opgevolgd en het vak verplicht gemaakt.33 Leraressen in de nuttige handwerken waren daardoor vast onderdeel geworden van het personeelsbestand van lagere scholen. Zij werden ook de nieuwe auteurs van boeken die gecompliceerde handwerktechnieken helder en gedegen uitlegden. Krooneman vertaalde voor W.J. Thieme en Cie. een aantal boeken over handwerken uit het Duits en Engels: De fraaie handwerken (Het wit, zijde- en goudborduren) verscheen in 1909 en Iersch Borduursel in 1910.

Een andere onderwijzers en auteur, Josephine Coomans (1882?-1966?) uit Rotterdam, publiceerde in 1909 het boek Het Maatknippen en Costuumnaaien bij uitgeverij Thieme, bedoeld voor ‘zelfonderricht’. Liefhebbers konden zich abonneren op het werk dat in afleveringen verscheen, en thuis leren werken aan de hand van deze ‘uitstekende gids’.34

Groep vrouwelijke HBS-leerlingen in 1903. Zij hadden alle zeven ministeriële toestemming moeten vragen voor ze naar deze school konden.

Behalve voor het vertalen en schrijven van boeken voor de nog steeds traditioneel ‘vrouwelijke’ vakken, contracteerde uitgeverij W.J. Thieme ook vrouwen voor het vertalen van ander werk. Dit varieerde van religieuze en populair medische boeken tot aan het boek van een jong gestorven lerares in boekhouden, Agnes Victoria Mühlenfeld (1880-1916): Eenvoudige Administratie Enkel-boekhouden en iets over Geldbelegging voor M.U.L.O scholen, Middelbare Meisjesscholen en voor zelfonderricht. Haar in 1911 afgesproken honorarium bedroeg 100 gulden.35 Dat was niet bijster veel in vergelijking met andere auteurs, maar ze schreef hiermee wél een titel in een vakgebied (Handelswetenschappen) dat voor vrouwen op dat moment nog onontgonnen terrein was.36
De inhoud was overigens weinig controversieel, getuige de boekbeoordeling uit 1912 door de (uiterst conservatieve) Vereeniging van Handelsbedienden Mercurius: “We wenschen het boekje daarom gaarne in handen van toekomstige firmanten eener huwelijksassociatie; zij kunnen er uit leeren, dat nauwkeurige verantwoording der ontvangsten en uitgaven van groot gewicht is voor het welvaren der vennootschap.”37

Terug naar af?

Van de andere auteurs en vertaalsters uit het fonds is het lastig te zeggen, maar bij Frederica Johanna van Uildriks (1854-1919) was het helder: zij leefde van haar schrijfwerk. Als schrijfster en vertaalster was ze voor een hele stoet uitgevers vooral actief in “het toegankelijk maken van wetenschappelijke natuurhistorische en volkenkundige kennis”.38 Samen met haar partner Vitus Jacobus Bruinsma (een Fries natuurwetenschapper en politicus) begon ze in 1900 aan de vertaling van het tweedelige Duitstalige wetenschappelijk standaardwerk Pflanzenleben, geschreven door de plantenkundige Anton Kerner von Marilaun. Ze kregen er drie jaar de tijd voor en werden beloond met een honorarium van 2.500 gulden. De voorwaarde die de uitgever Schillemans & Van Belkum (Schillemans’ tweede uitgeverij) daarbij had bedongen was dat Uildriks’ naam niet op de kaft zou komen. Uildriks noteerde in haar dagboek: “Br’s naam zou er alleen op komen, dat was voor den verkoop als wetenschappelijk werk beter. Nu dat mag; er zijn toch al drie gauw met ons beider namen.”39

Frederike van Uildriks, tussen 1900-1919.

Tegen alle verwachtingen in leidden de wettelijke leerplicht in 1901 en de daaropvolgende verwerving van kiesrecht door vrouwen (in 1917 passief, in 1919 actief) niet tot een toename van het aantal werkende vrouwen. Sterker nog: de nog maar nauwelijks verworven vrijheid sloeg om in nieuwe beperkingen. Ambtenaressen die gingen trouwen werden ontslagen, en in 1925 werd de Lager Onderwijswet van kracht. Voortaan mochten gemeenten zelf bepalen of ze ‘huwende onderwijzeressen’ in dienst wilden houden. Een golf(je) ontslagen volgde.

De situatie leek verder te verslechteren door de economische recessie van de jaren dertig met zijn enorme werkloosheid. De politieke keuze was om werkgelegenheid voor mannelijke kostwinners boven alles te bevorderen.40 Het werk(en) van vrouwen bleef voortdurend ter discussie staan – als het al zichtbaar was. Na de volkomen onzichtbare Jet Schillemans gaf zelfs de zeer geëmancipeerde Van Uildriks daar (waarschijnlijk onbedoeld) een perfecte demonstratie van.

  1. Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van het archief van uitgeverij en drukkerij W.J. Thieme & Cie te Zutphen (1831-2006), nummer toegang 0037, inventarisnummer 887. ↩︎
  2. Cornelis (Kees) Schillemans woonde sinds kort in Amsterdam. Daar was hij in de leer bij een boekhandel. ↩︎
  3. NL-ZuRAZ, Uitgeverij en drukkerij Thieme te Zutphen, 0037, inv.nr. 887. ↩︎
  4. De Dordrechtse Courant, 14-10-1862. ↩︎
  5. Tussen 1838 en 1905 was 23 jaar de grens van meerderjarigheid. ↩︎
  6. NL-ZuRAZ, Bevolkingsregister Gemeente Zutphen, 1862-1890, archiefnummer 308, inventarisnummer 035, blad 9075. ↩︎
  7. Zutphensche courant, 24-2-1879, 24-2-1887. ↩︎
  8. Ze zouden nog zes keer verhuizen binnen Zutphen. ↩︎
  9. NL-ZuRAZ, Uitgeverij en drukkerij Thieme te Zutphen, 0037, inv.nr. 1385. Gegevens vóór 1893 ontbreken; het is aannemelijk dat Schillemans al vanaf 1863 het levensonderhoud van zijn zussen (en moeder) heeft bekostigd. ↩︎
  10. Verslagen der Staatscommissie betreffende de Arbeidsenquête 1890-1894. ↩︎
  11. Een halve eeuw. 1863-1913. Bij de herdenking van het vijftig-jarig bestaan der firma W.J. Thieme & Cie. 1913. 14-15; De firma W.J. Thieme & Cie., uitgevers en boekdrukkers te Zutphen. 1928. 37. Na Jets overlijden nam nicht Margaretha ten Cate-Schillemans haar rol over. In 1924 stopte de uitgave van de Internationale Scheurkalender. ↩︎
  12. De wekker; weekblad voor onderwijs en schoolwezen jrg 48, 1891, no 52, 29-12-1891. ↩︎
  13. De Huisvrouw, 6-12-1884. ↩︎
  14. Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, 2-12-1895. ↩︎
  15. Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen, voor het schrikkeljaar 1872. en Delftsche studenten-almanak voor het jaar 1877. ↩︎
  16. O.a. in 1877, 1884 en 1893 aldus het Nieuwsblad voor den boekhandel. De oplage werd niet vermeld. ↩︎
  17. Dat gold niet voor luxueuze kalenders. Dat werden verzamelobjecten, vooral bewaard door drukkers. Collectie kalenders van de grafische industrie, UBA795. Allard Pierson. ↩︎
  18. Een halve eeuw. 1863-1913. Bij de herdenking van het vijftig-jarig bestaan der firma W.J. Thieme & Cie. 1913. 14. ↩︎
  19. De eerste beroepentelling was in 1849. Het aantal werkende vrouwen nam af van 24% in 1849 naar 15% in 1889. Om daarna te stijgen naar 19% in 1930. Het aandeel werkende mannen schommelde steeds rond de 60%. Zie Gertjan de Groot 2001. Tabel 2.1, 41. ↩︎
  20. Zie bijv. De arbeidsenquête van 1887/Een kwaad leven. Deel 3: De vlasindustrie. Tilburg. Eindverslag 1981. 307-308. ↩︎
  21. Els Kloek 2009. 172-177; Francisca de Haan 1992. 32-53. ↩︎
  22. J.M. Meulenhoff (1869-1939) zou er vanaf 1895 de fundamenten van zijn uitgeverij mee leggen: het herverpakken van saai uitziende vertaalde romans. Hij koos ervoor ze van nieuwe kleedjes te voorzien die in de smaak vielen bij het (vrouwelijke) koperspubliek. Vera Funke 1995. 38-40. ↩︎
  23. https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/StormvanderChijs. ↩︎
  24. Haan 1992. 33. ↩︎
  25. Ibidem. 31-34, 38. ↩︎
  26. J. Gussenhoven 2021. 182-190. ↩︎
  27. Een halve eeuw. 1863-1913. Bij de herdenking van het vijftigjarig bestaan der firma W.J. Thieme & Cie. 1913., NL-ZuRAZ, Bevolkingsregister Gemeente Zutphen, 1890-1922, archiefnummer 308, inventarisnummer 081, blad 292. ↩︎
  28. Een halve eeuw. 1863-1913. Bij de herdenking van het vijftig-jarig bestaan der firma W.J. Thieme & Cie. 1913. ↩︎
  29. NL-ZuRAZ, Uitgeverij en drukkerij Thieme te Zutphen, 0037, inv.nr. 1281. Telling op basis van correspondentie en contracten met auteurs. NB Auteurs die alleen met initialen en hun achternaam vermeld staan, kunnen ook vrouwen zijn geweest. ↩︎
  30. Nieuwe bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding […] in het Koninkrijk der Nederlanden, 1865, 529. ↩︎
  31. Zaanlandsche Courant, 1-10-1870 en titelblad van het door haar vertaalde Geïllustreerd uitspanningsboek voor meisjes, G.J. Thieme, Arnhem ca. 1880. ↩︎
  32. Rosalie Schallenfeld en H.A. Krooneman 1871. 1. ↩︎
  33. Dit gebeurde in de schoolwet van 1878. ↩︎
  34. De Groene Amsterdammer (1911, Nr. 1697, p. 5) beval het werk aan. ↩︎
  35. NL-ZuRAZ, Uitgeverij en drukkerij Thieme te Zutphen, 0037, inv.nr. 1281. ↩︎
  36. NL-ZuRAZ, Uitgeverij en drukkerij Thieme te Zutphen, 0037, inv.nr. 1281. De (gepromoveerde) auteur Justine Frederika de Wilde ontving bijvoorbeeld 1000 gulden honorarium voor een boek over “English Literature”, volgens het contract uit 1914. ↩︎
  37. Mercurius; orgaan van de Vereeniging van Handelsbedienden Mercurius, jrg 26, 1912, no. 1, 06-01-1912. Voor analyse van Mercurius’ standpunt: Haan 1992. 76-112. ↩︎
  38. https://atria.nl/nieuws-publicaties/feminisme/bekende-feministen/frederike-van-uildriks/. Het eerste werk dat ze voor W.J. Thieme en Cie. vertaalde was een boek over rozen uit het Duits: Hoffmann, Julius. Onze rozen. Vert. Frederica Johanna van Uildriks. Thieme: Zutphen, ca. 1900. ↩︎
  39. De liefde en de vrijheid, natuurlijk! Het dagboek (1877-1910) van Frederike van Uildriks. 2010. 344. 24 mei 1900. ↩︎
  40. Corrie van Eijl 1994. 256-294. ↩︎

Bibliografie

  • Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen, voor het schrikkeljaar 1872. Schoonhoven: S.E. van Nooten.
  • De arbeidsenquête van 1887/Een kwaad leven. Deel 3: De vlasindustrie. Tilburg. Eindverslag. redactie Jacques Giele. Nijmegen: Uitgeverij Link, 1981.
  • De firma W.J. Thieme & Cie., uitgevers en boekdrukkers te Zutphen. Zutphen, 1928.
  • De liefde en de vrijheid, natuurlijk! Het dagboek (1877-1910) van Frederike van Uildriks. redactie Mineke Bosch. Hilversum: Verloren, 2010.
  • Een halve eeuw. 1863-1913. Bij de herdenking van het vijftig-jarig bestaan der firma W.J. Thieme & Cie. Zutphen: W.J. Thieme & Cie., 1913.
  • Corrie van Eijl. Het werkzame verschil. Vrouwen in de slag om arbeid 1898-1940. Hilversum: Verloren, 1994.
  • Vera Funke. Immer met moed: een portret van de uitgever JM Meulenhoff, 1869-1939. Amsterdam: Meulenhoff, 1995.
  • Gertjan de Groot. Fabricage van verschillen : mannenwerk, vrouwenwerk in de Nederlandse industrie (1850-1940). Amsterdam: Aksant, 2001.
  • Judith Gussenhoven. Shaping the future/De toekomst maken. 140 years/jaar RoyalHaskoningDHV. Rotterdam, 2021.
  • Francisca de Haan. Sekse op kantoor. Over vrouwelijkheid, mannelijkheid en macht, Nederland 1860-1940. Hilversum: Verloren, 1992.
  • Els Kloek. Vrouw des huizes. Een cultuurgeschiedenis van de Hollandse huisvrouw. Uitgeverij Balans, 2009.
  • Rosalie Schallenfeld en H.A. Krooneman. Het onderwijs in de vrouwelijke handwerken. Schiedam: Van Dijk, 1871.