In Zutphen

“Ik heb u niet nodig”, zei de boekverkoper.
Dat klopte niet. De boekverkoper had namelijk een advertentie in de krant gezet waarin hij vroeg om een opzichter voor zijn kleine drukkerij. De achttienjarige Carl was speciaal naar Zutphen gewandeld omdat hij graag in een boekhandel wilde werken. Maar de man die opendeed toen hij had aangebeld, wilde hem kennelijk niet hebben. Kwam het door zijn Duitse accent? Of lag het aan zijn kleren?1

Uitzicht op de kade van Zutphen
Gezicht op Zutphen vanuit het oosten, 1780.

Carl, voluit Hermann Carl Anton Thieme, was in 1770 geboren in het Duitse Wesel, een voormalige Hanzestad aan de Rijn. Hij was de zoon van legerarts Johan Carl Martin Thieme en Anna Charlotta Wansleben. Zijn vader had hem graag ook chirurgijn2 zien worden. Maar op Carl’s vijftiende werd glashelder dat hij vanwege ‘zijn gevoelig gestel’ een ander beroep zou moeten kiezen. “Toen hij eens […] bij eene operatie van den steen […] was, [voelde hij, JG] dat hij ongeschikt was om het kermen en lijden van zijnen natuurgenoot bij te wonen, zoodat zijn vader zelf hem uit het vertrek, waar de operatie geschiedde, wegzond, met de woorden; ‘Van uw Chirurgijnschap komt niets.'”, aldus een bewaard gebleven levensbeschrijving uit 1843.3 Afgaand op dezelfde romantische bron liet de teleurgestelde vader de toekomstkeuze van zijn zoon vervolgens geheel aan hem.

‘Gevoelen’ met viool

Carl Thieme had het in verschillende opzichten getroffen: hij kwam én uit een gegoed milieu én was geboren in een tijd waarin het kiezen van een beroep dankzij de invloed van de Verlichting meer en meer een kwestie van persoonlijke voorkeur werd. Tegelijkertijd raakte in diezelfde kringen ‘persoonlijke gevoelens koesteren’ in zwang: “naast den wedijver in de wetenschap, de kunst, het paardrijden en het theedrinken ontstond een andere [mode, JG]: in het gevoelen.”4
Een toenemende vrijheid, voor jongens althans. Die lieten zich in heel Europa sinds het verschijnen van Goethes Die Leiden des jungen Werthers5, sowieso graag van hun gevoelige kant zien. Het is niet ondenkbaar dat ook de jonge Thieme hier inspiratie uit haalde. Zo schijnt hij op de bewuste reis naar Zutphen zijn viool meegenomen te hebben. Mocht het vinden van boekhandelswerk mislukken, dan kon hij altijd nog zijn brood verdienen met spelen ‘voor boeren op de kermis’.6

Marktplein met de Willibrordi Dom in Wesel, ca. 1850.

Behalve op vioolspelen had Carl zich in de jaren daarvoor gestort op talen leren. Hij beheerste intussen naast Hoogduits en Nederduits ook Frans, “toen de taal der verwijfdheid en der vijandschap geheten”.7 En verder nog wat Latijn, Grieks en Engels. Op school had hij vermoedelijk ook Nederlands leren lezen, want dat was sinds 1748 verplicht voor kinderen in Wesel.8 Zijn toekomstplan begon zich af te tekenen: hij wilde ‘het boekenvak’ in en was een tijd in de leer geweest bij een (strenge!) boekverkoper in Wesel. Hij moest er “schoenen poetsen, aardappelen schillen, de kleederen van den meesterknecht schoon houden, de afgetrokken thee van deze opdrinken, […] des zomers moest hij vóór 4, des winters vóór 5 ure des morgens de winkel aanvegen en een en ander voor de drukkerij gereedmaken”.9

Maar zijn werkervaring en talenkennis hielpen hem dus niet direct aan een betrekking in Zutphen. De volgende dag probeerde hij het opnieuw: “Ik heb op uwe Advertentie afgaande, de verre voetreis van 14 uren afgelegd, in de hoop van werk te vinden”. Dit keer had hij meer succes: hij werd voor een week ‘provisioneel’ (tijdelijk) aangenomen.10

Neef en oom

De man die hem rond 1788 op proef aannam was Albertus van Eldik (1739 – 1831); zelf pas sinds kort boekverkoper.11 Hij had een klein gemengd bedrijf met een winkeltje voor de verkoop, een drukkerij en een uitgeverij. Drukken was tegen het einde van de achttiende eeuw nog net zo arbeidsintensief en kleinschalig als toen de boekdrukkunst werd uitgevonden; Van Eldik’s drukkerij zal er ongeveer hetzelfde uit hebben gezien als een drukkerij rond 1450.12

Boekverkoper in zijn winkel, 1828.
Boekenverkoper in de drukkerij met pers en letterkast, 1828.

Hoe Van Eldik zijn inkomen verdiende vóór hij boekverkoper werd is niet bekend; maar zijn privéleven blijkt uitzonderlijk goed gedocumenteerd. Hij was in 1767 in Zutphen getrouwd met Anna Gesina Schreuder (ca. 1740-1795) en ze hadden samen twee kinderen gekregen, een al jong overleden zoon en een dochter, Gesina Geertruida (1773-1830). Maar hun huwelijk was na 12 jaar rampzalig geëindigd: in 1779 werd Anna vanwege haar toenemende ‘kranksinnigheid’ opgesloten.13 Een jaar later moest Van Eldik hun twee huizen en gezamenlijke inboedel publiek verkopen. Met de opbrengst kon hij de door Anna gemaakte schulden afbetalen en haar permanent verblijf in het Zutphense Gasthuis bekostigen.14

Berooid, 41 jaar oud en alleen achtergebleven met zijn dochtertje van 7 jaar is het niet ondenkbaar dat hij hulp zocht – en kreeg – van zijn familie. Om precies te zijn: van de jongere broer van zijn moeder Suzanna. Henricus van Bulderen (1718-1794), die zelf op jonge leeftijd in Amsterdam het boekverkopersvak had geleerd, kon zijn kennis nu aan zijn neef Albert overdragen.
Henricus was uit de hoofdstad naar Zutphen teruggekeerd en dreef al sinds 1746 samen met zijn vrouw Helena Judith Lammers een boek- en papierwinkel aan de Korte Hofstraat.15 Vanaf 1754 noemde hij zich ‘boekverkoper’ en was actief als drukker en uitgever.16 Waarschijnlijk verdienden ze hun geld vooral met almanakken. Deze jaarlijks uitgegeven boekwerkjes bevatten een jaarkalender en praktische informatie zoals vertrektijden van trekschuit en diligence, namenlijsten van lokale bestuurders en waterstanden. Ze verkochten fantastisch.17

Almanakkenoctrooi

Het drukken en verkopen van de officiële almanak van de stad Zutphen (de Zutphense Almanak) was een voorrecht. Het stadsbestuur verleende dat voorrecht – op aanvraag van de boekverkoper – voor 15 jaar. Van Bulderen had voor de periode van 1773 tot 1787 weer zo’n octrooi bemachtigd.18 Van Eldik, op zijn beurt, verkreeg in 1787 het octrooi voor de Provinciale Gelderse Almanack en vanaf 1789 deelden neef en oom het octrooi voor de Zutphense Almanak.19

De samenwerking tussen de 73-jarige Van Bulderen en zijn 54-jarige neef Van Eldik, zichtbaar op een officiële uitgave uit 1791.

Vanaf 1785 maken de zo uitvoerig genoteerde perikelen uit het persoonlijk leven van Van Eldik langzaam plaats voor ‘zakelijker’ feiten. Hij kocht (opnieuw) een pand in de Beukerstraat en adverteerde – voor het eerst – als boekverkoper in de krant. Niet veel later verscheen de eerste gedrukte uitgave onder zijn naam.20 Maar misschien het allerbelangrijkst was dat zijn inkomenszekerheid door het verkregen octrooi toenam. Van Eldik was in rustiger vaarwater terecht gekomen en kon versterking zoeken.21

De relatief late maar geslaagde start van Albert van Eldik als boekverkoper had waarschijnlijk te maken met de hulpactie van oom Henricus aan zijn neef Albert. Als dit vermoeden klopt, verhoogt het niet alleen de leeftijd van het huidige ThiemeMeulenhoff (tot een indrukwekkende 277 jaar in 2023), maar het onderstreept vooral het karakter van familiebedrijf. Familielijnen en bloedbanden lopen per slot van rekening ook via vrouwen, zoals bijvoorbeeld Suzanna van Bulderen. Vreemd genoeg is dit zeer gewone verschijnsel tot nu toe volkomen onopgemerkt gebleven in de geschiedenis van het bedrijf.22

Overnemen en uitbreiden

De ‘provisionele’ week van Carl Thieme liep uit op werk voor onbepaalde tijd en op nieuwe familiebanden. In 1792 trouwde Gesina Geertruida, de dochter van Albert van Eldik, met Herman Carl Anthon Thieme. De laatste mocht zich vanaf 10 oktober 1792 officieel kleinburger van – met 7000 inwoners ook tamelijk klein – Zutphen noemen.23 Door zijn huwelijk met ‘burgerdochter’ Geertruida had hij burgerrechten verworven.
In 1795 namen ze samen het bedrijf van haar vader over, het jaar waarin Carl meerderjarig (25 jaar) werd én waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de Bataafse Republiek werd.24

De pasgetrouwde Herman werd ‘stadskleinburger’ op 10 oktober 1792.

Het jonge paar had ondanks de politieke turbulentie de wind mee. Drukken mocht in technisch opzicht nog steeds ‘ouderwets’ zijn, lézen had een flinke vlucht genomen. Boekenbezit was populair geworden in heel Europa, zo blijkt uit de productiestijging van gedrukte boeken. In de toenmalige Republiek werkten in de steden relatief veel boekdrukkers. In de tweede helft van de achttiende eeuw werden hier enorme hoeveelheden boeken uitgegeven, waarvan overigens een groot deel bestemd was voor de export.25
In Zutphen koos Thieme niet voor de veilige lucratieve route van almanak- of stadsdrukker met een kleine boekwinkel, maar ontwikkelde zich tot uitgever (en drukker) van een groeiend fonds met een steeds duidelijker profiel, gericht op ‘leren’.26

De koers van de uitgeverij liep in de pas met het leven van het echtpaar Thieme. Geertruid en Carl kregen maar liefst veertien kinderen; drie van hen overleden jong, de andere elf werden dag-in-dag-uit opgevoed door beide ouders. Uit volle overtuiging en met overgave stortte Carl Thieme zich niet alleen op zijn werk maar ook op zijn vaderschap. “Hij leefde geheel voor zijne kinderen […] nog hoor ik hem mij, terwijl dankbare tranen zijne oogen ontrolden, nu dit dan weder een ander voorbeeld van zijn geluk in zijne kinderen verhalen.”27

Herman Carl Anton Thieme in 1801.

Encyclopedische formule

Thiemes uitgaven illustreren zijn voorliefde voor opvoeden en voor talen. Parallel aan zijn met kinderen en vaderliefde gevuld bestaan, kwam een fonds tot ontwikkeling dat sterk leunde op de Duitse verlichtingspedagogiek. Zo werd Thieme een van de weinige uitgevers in Nederland met een kinderboekenfonds.28 Hij maakte daarbij enthousiast gebruik van zijn netwerk: meermaals bracht hij vertalingen uit van Duitse taalkundige, pedagogische of (vrijwel hetzelfde in die tijd) kinderboekenauteurs.29
Nadat in de achttiende ‘eeuw van de encyclopedie’ de wereld voor volwassenen uitvoerig gerubriceerd en uitgelegd was, brak aan het begin van de negentiende eeuw een tijd aan waarin kinderen tot ideale burgers opgevoed moesten worden. Daarbij kwam dezelfde encyclopedische formule van pas, nu toegepast in luxe uitgaven voor kinderen van gegoede komaf. De boeken waren versierd met plaatjes ‘in couleur’, en geschreven vanuit de gedachte dat kinderen niet alleen door dwang maar ook in vrijheid kennis kunnen opdoen.

Zijn woordenboeken kregen lof:

De Heer Thieme, die ons Publiek al zoo menig nuttig Boek, hetzij oorspronkelijk, hetzij vertaald in handen heeft gegeven, en zich bijzonderlijk op het in het licht zenden van dezulke toegelegd heeft, welke tot onderwijs en opleiding der Jeugd en minkundigen verstrekken kunnen; – de Heer T. beschenkt ons hier wederom met twee, ieder in zijne soort uitmuntende Schriften van dezen aard.

Zo jubelde een recensent in 1825 naar aanleiding van het verschijnen van een Engels-Nederlands en een Frans-Nederlands woordenboek.30

Zijn geïllustreerde kinderuitgaven hielpen kinderen aan praktische kennis over beroepen en versterkten hun besef burger van hun beschaafde vaderland te zijn.31 Hoewel de buitenlandse vertalingen die Thieme uitbracht niet speciaal het Nederlanderschap bevorderden, onderstreepten ze wel de toen breed gedeelde overtuiging dat beschaving vooral in Europa te vinden was. Gallerij der menschen. Een leesboek voor de jeugd en meerbejaarden, een uitgave van H.C.A. Thieme uit 1803, behandelt “in alfabetische volgorde verschillende rassen, standen en klederdrachten”. De pagina waarop een Hottentot, een hovenier, een jager en een ingenieur op een rijtje zijn afgebeeld is een nagenoeg perfecte voorstelling van de Verlichting met zijn vooruitgangshypothese.

Afbeelding uit Gallerij der Menschen, 1803.

Nieuwe generatie

De elf kinderen Thieme werden allemaal gekneed in het vak waarin hun vader (en moeder?) zo tot bloei waren gekomen. Een flink aantal volgde hen op. De dochters deden dit door te trouwen met mannen die al ‘in het boekenvak’ zaten. De zoons hadden hun leerschool aan huis gehad. Carl Thieme zelf kwakkelde met zijn gezondheid en stierf relatief jong, op 55-jarige leeftijd, in 1826. Zijn weduwe Geertruid erfde het bedrijf, maar overleed een paar jaar later, in 1830. Omwille van de erfenis besloten de kinderen toen om de hele bedrijfsboedel te verkopen. Zoon Willem Johan Thieme, die de Zutphense opvolger in het bedrijf werd, begon daardoor vrijwel op nul. Had Goethe hier weer de hand in? Met zijn ‘Stirb und Werde’?32 Want dat was precies wat er gebeurde: niet alleen in Zutphen, maar ook in Arnhem, Nijmegen, Tiel, Den Haag en Surabaya stond een volgende generatie Thieme op.

  1. J. v. W. Rz. 1843. 8-9. In 1843 verscheen de enige levensbeschrijving van H.C.A. Thieme (1770-1826), een romantisch heldenverhaal opgetekend door een van de auteurs uit zijn uitgeeffonds, J. van Wijk. W. F. Kalkwiek 1992. 24. ↩︎
  2. Een vak waarbij (veel) bloed kwam kijken en waarvoor destijds nog geen universitaire studie nodig was. ↩︎
  3. v. W. Rz. 1843. 4-5. ↩︎
  4. Het effect van deze mode op leven en (Duitse) letteren “gaf zich lucht in groote woorden, uitroepingen en streepjes. Dit was de ontaarding van eene edele eigenschap der menschelijke natuur, die tot mode verlaagd werd.” C.G. Kaakebeen 1887. 132. ↩︎
  5. Zijn Die Leiden des jungen Werthers was in 1774 verschenen en had tot dwepende reacties geleid ↩︎
  6. v. W. Rz. 1843. 8. ↩︎
  7. v. W. Rz. 1843. 5. ↩︎
  8. G.R.W. Dibbets 2003. 36, noot 6. ↩︎
  9. v. W. Rz. 1843. 6. ↩︎
  10. Ibidem. Volgens Van Wijk kwam dat door Thiemes vasthoudendheid. ↩︎
  11. De vroegste (bekende) advertentie van Van Eldik stond in de Zuid-Hollandse courant, 21-10-1785; de eerste uitgave van Van Eldik dateert van 1786, zie R. Tempelman en J. Grootoonk 1989. 16-17, 56-62; eind 1787 begon hij volop te adverteren in de Oprechte Haerlemsche Courant. ↩︎
  12. D. van Lente en O. de Wit 1993. 223. In 1455 drukte Johannes Gutenberg in Mainz zijn Gutenbergbijbel voor het eerst met behulp van losse, gegoten letters. Deze innovatie maakte hem tot ‘uitvinder’ van de boekdrukkunst in Europa. ↩︎
  13. Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van het oud-archief van de stad Zutphen (1206-1815), nummer toegang 0001, inventarisnummer 49. 14 januari 1779. Van Eldik verzocht het Gasthuis om haar op te nemen omdat zij “al sedert eenigen tijd aan kranksinnigheid gelaboreert hebbende tans sodanig verergerde, en ook van soo een boosaardig bestaan wierd, dat hij deselde sonder vrees van ongelukken niet langer in vrijheid laten konde”. ↩︎
  14. NL-ZuRAZ, Oud Archief Zutphen (OAZ), 0137, inv.nr. 300. 17 maart 1780; NL-ZuRAZ, Oud Archief Zutphen (OAZ), 0001, inv.nr. 50. ↩︎
  15. Pieter van Wissing 2001. 12. ↩︎
  16. En schrijver van de allereerste Zutphense Courant. Een buitengewoon woeste uitgave die bol stond van de scheldpartijen op Willem V en de Oranjegezinde bestuurders van Zutphen. De krant was een kortstondig avontuur geweest dat twee jaar had geduurd en hem – opmerkelijk genoeg – geen klandizie had gekost onder de zittende (orangistische) macht in Zutphen. van Wissing 2001. ↩︎
  17. Tempelman en Grootoonk 1989. 8. Pas toen de kranten opkwamen, verminderde het belang van de almanak. Voor oplages: Lente en Wit 1993. 188. ↩︎
  18. NL-ZuRAZ, Oud Archief Zutphen (OAZ), 0001, inv.nr. 46. Op 10 juni 1772 verleende de magistratuur van Zutphen aan Van Bulderen het octrooi voor de druk en verkoop ervan voor 15 jaar, op voorwaarde dat “niet alleen, dat den voorschreven Almanach jaarlijx op goed papier gedrukt en van drukfouten gezuijvert werde, maar ook, dat in de zoogenaamde klugten, welke in den kleinen Almanach doorgaans voorkomen, alle obscene en ergerlijke uitdrukkingen werden gemenageert.” ↩︎
  19. Tempelman en Grootoonk 1989. 17; van Wissing 2001. 19. ↩︎
  20. Ibidem. ↩︎
  21. Nog meer stabiliteit kreeg hij in 1791. Toen werd hij stadsdrukker van Zutphen, nadat deze positie (die het stadsbestuur maar aan één drukker tegelijk gaf) bijna dertig jaar bekleed was geweest door Aleida vander Spyk, zie Tempelman en Grootoonk 1989. 15-16. Van Eldik bleef tot 1807 stadsdrukker. ↩︎
  22. Zowel Kalkwiek (1992) als Van Wissing (2001), die respectievelijk Thiemes en Van Bulderens geschiedenis onderzochten, hebben de familielijn via Suzanna van Bulderen over het hoofd gezien, c.q. genegeerd. ↩︎
  23. Reinier Willem Tadama 1856. 308-309 ↩︎
  24. Tempelman en Grootoonk 1989. 17. ↩︎
  25. Manon van der Heijden 2011. 158-159, aldaar tabel 4.5. Naar schatting werden in de eerste helft van de 18e eeuw in Europa ca. 350.000 boeken gedrukt, in de tweede helft was dit opgelopen tot ca. 630.000. ↩︎
  26. van Wissing 2001. 20. Van Eldik had vlak voor de dood van Hendrik van Bulderen diens bedrijf op de Korte Hofstraat overgenomen en bleef tot 1807 actief als stadsdrukker, Geertruid en Carl Thieme voerden hun bedrijf op de Beukerstraat. ↩︎
  27. v. W. Rz. 1843. 18. De kinderen waren uit hetzelfde gevoelige hout gesneden en drukten hun liefde uit in lofdichten voor hun ouders en – uiteindelijk – in een treurbundel: Hulde aan mijnen vader, ontslapen den 9 junij 1826. A. C. van Eldik Thieme 1826. ↩︎
  28. Gert-Jan Johannes en Inger Leemans 2017. 509; P.J. Buijnsters 1989. 169. ↩︎
  29. Zie Dibbets 2003. 47. ↩︎
  30. Dibbets 2003. Aldaar geciteerd uit De recensent, ook der recensenten 18 (1825, dl. i, p. 198-200) ↩︎
  31. Over liefde voor het vaderland: Johannes en Leemans 2017. 501. ↩︎
  32. https://de.wikipedia.org/wiki/Selige_Sehnsucht. ↩︎

Bibliografie

  • P.J. Buijnsters. ‘Nederlandse kinderboeken uit de achttiende eeuw.’ In De hele Bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden, red. Harry Bekkering e.a., 169-228. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij, 1989.
  • G.R.W. Dibbets. ‘Simon van Moock, romanpersonage – auteur.’ Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2001-2002 (2003).
  • Manon van der Heijden. De wereld en Nederland. Een sociale en economische geschiedenis van de laatste duizend jaar. Edited by Karel Davids en Marjolein ’t Hart. Amsterdam: Boom, 2011.
  • Gert-Jan Johannes en Inger Leemans. Worm en donder. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800: de Republiek. 2e druk ed. Amsterdam: Bert Bakker, 2017.
  • C.G. Kaakebeen. ‘De invloed der Duitsche letteren op de Nederlandsche.’ Noord en Zuid Jaargang 10 (1887).
  • W. F. Kalkwiek. Groeien in de tijd 1792-1992: Geschiedenis van het Zutphense familiebedrijf Thieme. Zutphen: Thieme, 1992.
  • D. van Lente en O. de Wit. ‘Deel II. Gezondheid en openbare hygiëne. Waterstaat en infrastructuur. Papier, druk en communicatie.’ 175-281 In Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890, reds. M.S.C. Bakker, H.W. Lintsen, E. Homburg, D. van Lente, J.W. Schot en G.P.J. Verbong. Zutphen: Walburg Pers, 1993.
  • Reinier Willem Tadama. Geschiedenis der Stad Zutphen, van de vroegste Tijden tot 1795: Met Platen en Kaart. Arnhem en Zutphen: Is. An. Nijhoff en Zoon; Willem Thieme, 1856.
  • R. Tempelman en J. Grootoonk. ‘Het Zutphense boekenbedrijf in de zeventiende en achttiende eeuw.’ Masterthesis, Katholieke Universiteit Nijmegen, 1989.
  • J. v. W. Rz. ‘H.C.A. Thieme.’ In Jaarboekje voor den boekhandel 1842-1843, 3-23. ’s-Gravenhage: J. L. C. Jacob, 1843.
  • A. C. van Eldik Thieme. Hulde aan mijnen vader, ontslapen den 9 junij 1826. Zutphen: W. J. Thieme, 1826.
  • Pieter van Wissing. Henricus van Bulderen (1718-1794) en zijn Zutphensche Courant. Hilversum: Verloren, 2001.