Kinderen in kranten

Na het overlijden van de Zutphense uitgever Carl Thieme in de zomer van 1826, dichtte een van zijn zoons zesentwintig pagina’s vol verdriet, beklag en vooral hulde aan de gestorvene. Aan drama ontbrak het niet in verzen als ‘Aan mijne broeders en zusters’:

Zoo rust hij nu in ’t graf! hem dekt het lijkgesteente,
Den vader, zoo geliefd, zoo dierbaar aan ons hart;
Wij hebben ’t heen gevoerd, het koud en kil gebeente,
Niets rest ons dan de traan der opgekropte smart.
[…]
Ja! dierbren, hij was braaf! zoo minzaam, zoo zachtaardig;
Lieftallig in zijn doen, zoo edel van gemoed,
Zoo innig minnend steeds, tot weldoen altijd vaardig,
Ach! vader was zoo rein, zoo zeedlijk rein en goed!1

De dichter was Carls derde zoon Albert Christiaan van Eldik Thieme (1803-1854). Hij gaf ook een beklemmende beschrijving van de manier waarop een van zijn jongere broers letterlijk op de valreep zakelijke wenken had gekregen:

Gewis dat “Willem!” was een last aan u gegeven,
een poos, voor dat de dood den braven had geveld,
Hij zag den schrikbren vorst reeds om zijn sponde zweven;
Maar snikt nog uw naam, en hield uw hand gekneld.
Dat “Willem!” was ’t bevel, hoe hevig ’t u ook griefde,
“Denk aan uw moeder, zoon! als ik ben weggerukt!”
Dat “Willem!” was de wil van d’allerbesten vader,
die ook in ’t stervensuur zijn kindren nog gedenkt […]2

Aan Albert is misschien geen groot dichter verloren gegaan, maar hij had de zware last op de schouders van Willem, voluit Wilhelm Johan Thieme (1805-1867) scherp voorzien. Het bedrijf van hun vader (“alom geëerd en een der voornaamste drukkers en uitgevers in ons land”3) voortzetten was sowieso al een opgave. Maar nadat ook hun moeder Geertruida in 1830 overleed, was van bloeien definitief geen sprake meer. De kinderen moesten de bedrijfsboedel verkopen om de erfenis te kunnen verdelen.

Boedelveiling

Boekverkopers en uitgevers uit heel Nederland kwamen in 1831 naar de veiling in Zutphen. Hier werd in drie dagen de nagenoeg volledige inventaris van H.C.A. Thieme per opbod verkocht.4 Van contépotloden, pijpen en speelkaarten tot stapels ongebonden en gebonden boeken. Daarbij kwam nog de complete drukkerij met onder meer drie gietijzeren drukpersen (model Stanhope), zetsel en alle gereedschap.
De samengekomen boekhandelaren betaalden in totaal een bedrag van fl. 82.000 voor de aanschaf van boeken uit Thiemes fonds, omgerekend bijna 1 miljoen euro in 2022.5 Wat de inboedel van de drukkerij opbracht is onbekend. Wel duidelijk is dat drie zoons en twee schoonzoons, C. Campagne uit Tiel en K. Fuhri uit Den Haag, ook tot de kopers behoorden.6

Stanhope gietijzeren drukpers met degel, rond 1800.

Courantier Carl in Arnhem

Koper Carl Albert Thieme (1793-1847), de oudste zoon, was sinds 1816 drukker en uitgever van de Arnhemse Courant. Geen gewoon courantier, want “hij beschouwde zijne courant niet enkel als een kostwinning, maar in de eerste plaats als een middel om verlichting te verspreiden en vooruitgang te bevorderen.”7 Dat begon in het najaar van 1837, toen de krant met een nieuwe redactie “een meer aan de regeering vijandigen toon” aansloeg.8

De regering, dat was in feite vooral ouderwetse machtsuitoefening door Koning Willem I (1772-1843) in een verarmd land. De grondwet, door Willem zelf opgesteld, gaf hem alle ruimte om per decreet wetten vast te stellen. De Staten-Generaal hadden nauwelijks macht. Zowel in het noorden als het zuiden van Nederland groeide het verzet tegen het autocratische en grillige beleid van Willem I. Maar de perscensuur was streng; iedereen die kritisch over de koning schreef moest vrezen voor vervolging.9

Vervolgd door de staat

Thiemes Arnhemse Courant publiceerde doorwrochte artikelen over gewenste en volgens de redactie noodzakelijke grondwetswijzigingen. De krant drong al op 29 mei 1838 aan op rechtstreekse verkiezingen en op het vervangen van ministers. Tegelijkertijd werd de toon van de krant steeds brutaler. Dat viel goed in de smaak bij “het publiek, dat in sociëteiten en koffiehuizen oppositie wilde hooren”.10

Een kritisch artikel over een ongrondwettelijke, dubbele benoeming van een notaris tot lid van de Gedeputeerde Staten van Gelderland, leidde in 1843 tot vervolging van de verantwoordelijk uitgever Carl Thieme voor majesteitsschennis. De man op de troon was intussen Willem II; hij had net iets minder macht dan zijn vader.11
De rechtszaak van de staat tegen de krant (en daarmee tegen de uitgever die zijn anonieme auteur(s) beschermde) liep op niets uit. Sterker nog, volgens een historicus van die tijd “wierp deze zeer onstaatkundige en lichtvaardige vervolging olie in het vuur” bij de destijds toenemende ontevredenheid over de regering.12

De verontwaardiging was nog groter toen Thieme kort daarna gedagvaard werd vanwege de publicatie van een ingezonden stuk over de belabberde kwaliteit van de Troonrede.13 Pas in maart 1847 werd Thieme volledig vrijgesproken. De krant deed verslag van zijn thuiskomst in Arnhem, waar een grote groep mensen hem bij het station opwachtte. Tevergeefs: omdat hij snel naar zijn gezin wilde, was hij onopgemerkt via een andere uitgang naar huis gegaan. Maar de bewonderaars hielden vol:

Men spoedde zich nu naar de woning van den heer THIEME en was niet weinig verwonderd hem daar reeds op zijne muiltjes te vinden, gewapend met zijne lange pijp […] en omringd van vrouw en kinderen, vrienden en betrekkingen. En sedert stond letterlijk de bel niet weder stil aan de woning van den vrijgesproken uitgever. Meer dan vijfhonderd stadgenooten kwamen óf in persoon den heer THIEME gelukwenschen met den gunstigen afloop zijner zaak, óf deden van hunne belangstelling blijken door het hem toezenden van schriftelijke felicitatiën.

Grada Anna Thieme-van den Bergh (1794-1870).
Carl Albert Thieme, (1793-1847).

Kort na deze triomf overleed Carl Thieme, in oktober 1847. Meer dan twintig jaar later schreef de krant zelfbewust over haar eigen betekenis:

Zonder in dwazen zelflof te vervallen, gelooven wij te mogen beweren, dat de geschiedenis der Arnhemsche Courant voor een groot deel de geschiedenis der Nederlandsche redenerende dagbladpers is. […] Men berustte niet langer in alles wat vader WILLEM I en vader WILLEM I’s ministers zeiden en deden; men nam niet langer aan, dat alles goed gezegd en goed gedaan was, alleen omdat vader WILLEM en vader WILLEM’s ministers het gezegd en gedaan hadden. […] Het land lag in diepen slaap verzonken, en om zulk een slaper wakker en uit het bed te krijgen, moet luid geroepen, hard geklopt en geschud worden. Dit heeft de Arnhemsche Courant begrepen, en daarom heeft zij luide geroepen, hard geklopt en geschud.14

De in Arnhem zo felle en vroege oppositie tegen de zittende macht was niet meer nodig nadat de Grondwet in 1848 grondig was herzien. Johan Rudolf Thorbecke was voorzitter van de commissie van de Grondwetsherziening en daarmee de leider van deze omwenteling.15 Voortaan werd de Tweede Kamer rechtstreeks gekozen, zij het vooralsnog door een beperkte groep kiezers. De macht van de koning werd verder ingeperkt. Er kwam een tot dan toe ongekende persvrijheid. “Niemand heeft voorafgaand verlof nodig, om door de drukpers gedachten en gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet”, luidde het wetsartikel.

De eerste uitgave van de Zutphense krant, 6 april 1849.

Courantier in Zutphen

In Zutphen was Willem Johan Thieme boekverkoper geworden, zoals zijn vader hem had opgedragen. Van een florerend bedrijf was echter al lang geen sprake meer. Desondanks zette hij, aangestoken door het liberalisme, vanaf 1849 zijn eerste stappen als courantier. Van zijn Zutphense Courant was hij zowel zetter, redacteur, drukker als uitgever.
Willem was een stuk gematigder van toon dan zijn oudste broer met zijn Arnhemse krant was geweest. Bovendien richtte hij zich op zijn eigen streek en opereerde dus op kleinere schaal: de krant kwam in het begin een keer per week uit en had zeker tot 1870 een beperkte oplage. Lokale liberale notabelen schreven de kolommen vol; zij zagen hun hoofdredacteurschap vooral als vrijetijdsbesteding.16

Snelle persen, snelle tijden

Thorbecke leidde vanaf 1849 tot aan zijn dood in 1872 drie kabinetten en bracht Nederland in een volkomen nieuw, sneller tijdperk. Symbool én uitdrukking van deze snelheid was het tempo waarin drukwerk van de persen rolde.

De vroegste technische verbetering was de in Engeland bedachte Stanhope-pers, gemaakt van gietijzer in plaats van hout. Bij de introductie ervan, in 1807, had de Koninklijke courant geschreven: “Het hoofd-voordeel van Stanhope’s uitvinding is in de pers gelegen: zij is van gegoten ijzer en heeft eene verbazende kracht. Kenners verzekeren, dat zij een meesterstuk is van werktuigkunde. Door twee horizontale rukken van den handboom heen en weder, wordt de gansche pers bewogen, dat een jonge knaap of eene vrouw verrigten kan, en echter verkrijgt de pers daar door zulk een vermogen, dat zij een ijzeren vuurtang, in één oogenblik, zoo plat, als een stuk papier drukken zou.”17

Na de overstap op zogenaamde snelpersen schoot de productiesnelheid omhoog. Vooral in Engeland, waar de industrialisatie veel eerder was begonnen.18 Maar rond 1860 bleken houten drukpersen ook in Nederland zeldzaam geworden. Er verscheen zelfs een heus lofdicht op de ijzeren pers:

Haar zamenstel is grootsch, verbazend haar vermogen.
Wat afstand in de kunst van heden en voorheen!
De snelpers, als bezield, doet ál het werk alleen –
Doch wáárom, bij haar wiel, een traan in ’s drukkers oogen?19

Bovenzaal van Typografische Tentoonstelling (vol snelpersen) in Haarlem in 1856, tekening door Carel Christiaan Antony Last.

Tranen of niet, de ‘spoed eischende’ tijd had het drukkersvak veranderd in een ‘snel’ beroep. Het tijdschrift van typografen, Laurens Coster schetste de veranderingen: “…vliegen moet men thans! Zie het aan het snel-reizen per stoom, snel-corresponderen per telegraaf, snel-schilderen per photographie, snel-schrijven per stenograaf, – en … snel-drukken per cylinder.”20
Na de trage start van de industrialisatie veranderde Nederland halverwege de negentiende eeuw in een dynamische handelssamenleving, met dank aan de wetten en besluiten van Thorbecke en zijn collega-bewindslieden. Op kosten van de staat werd nieuwe infrastructuur aangelegd, er kwamen onderwijswetten en het dagbladzegel (een belasting die kranten duur maakte) werd afgeschaft.

De kleinzoons

De economie in Nederland floreerde. Die bloei gold ook voor de Arnhemse tak van de Thiemes. Na de dood van Carl Anton Thieme namen achtereenvolgens zijn weduwe Grada en zijn zoon Dirk Anthonie de leiding van het bedrijf over.
In Zutphen was de situatie minder rooskleurig dan in Arnhem. Willem Johan Thieme kwakkelde jaren met zijn gezondheid en overleed in 1867. Zijn zoon Willem (1834-1899) hielp al sinds 1854 mee in het bedrijf, maar niet echt van harte. Toen de kans zich voordeed, verkochten vader en zoon hun bedrijf aan een jonge ambitieuze boekverkoper, Cornelis Schillemans (1840-1904). Voor weinig geld (fl. 7.300) werd Schillemans eigenaar van de uitgeverij en de boekhandel; de krant bleef vooralsnog eigendom van de familie Thieme.21

Willem Thieme (1834-1899).
Gualtherus Kolff (1826-1881).
Cornelis Schillemans (1840-1904).

Naar de Oost

Na de verkoop had Willem jr. zijn handen vrij. Hij vertrok, 25 jaar oud, naar het toenmalig Nederlands-Indië. Dit avontuur lijkt misschien groter dan het was. Natuurlijk maakte hij een lange bootreis omdat het Suezkanaal nog niet geopend was, maar op Java kon hij zich direct zakelijk aansluiten bij Gualtherus Kolff. Deze boekverkoper en uitgever was een leerling van Thiemes oom, K. Fuhri uit Den Haag: het netwerk van de Thiemes reikte ver.
Een krantenadvertentie uit 1864 kondigde hun zakelijk partnerschap aan: ”een vennootschap tot het uitoefenen van den BOEK- en BUREAU-HANDEL met aanverwante vakken, benevens BOEK-DRUKKERIJ binnen de stad Soerabaija, onder de firma THIEME, KOLFF & CO.”22

Gezicht op de kampong en het koffieland van Willem Thieme, ca 1883-1884.

Samen gaven Kolff en Thieme het Soerabajasch Handelsblad uit, een krant die langzaam was getransformeerd naar een op handel gericht zakenblad.23 Na Kolffs terugkeer naar Nederland, nam Willem Thieme de uitgeverij over en bleef nog een tijd in Soerabaja. Totdat hij een nieuwe handelskans zag en greep. Vanaf circa 1881 bestierde hij samen met een compagnon een koffieplantage op Java.24

Opmerkelijk genoeg zijn zowel Willem Thiemes afscheid van het boekenvak als zijn handelsdrift een zegen voor het Zutphense bedrijf gebleken: de verkoop bleek de redding. De familie Schillemans kreeg in Zutphen de wind in de zeilen. Vooral toen ze een heel ander type krant ging uitgeven.

  1. A. C. van Eldik Thieme 1826. 20. ↩︎
  2. van Eldik Thieme 1826. 24. ↩︎
  3. Drukkerij G.J. Thieme 1913. ↩︎
  4. Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van het archief van uitgeverij en drukkerij W.J. Thieme & Cie te Zutphen (1831-2006), nummer toegang 0037, inventarisnummer 1110, 1111. Het restant werd in april 1832 geveild. ↩︎
  5. Om precies te zijn: € 967.901,60. CBS Statline en IISG historical prices and wages (hpw). ↩︎
  6. NL-ZuRAZ, Uitgeverij en drukkerij Thieme te Zutphen, 0037, inv.nr. 1110, 1111. Vgl. W. F. Kalkwiek 1992. 34. ↩︎
  7. Hulde bij het overlijden van Carl Albert Thieme in Arnhemse Courant d.d. 31 oktober 1847, Drukkerij G.J. Thieme 1913. z.p. ↩︎
  8. W.P. Sautijn Kluit 1883, 1892. 39. ↩︎
  9. James C. Kennedy 2017. 242-260. ↩︎
  10. Sautijn Kluit 1883, 1892. 38-39. ↩︎
  11. De Grondwet van Willem I werd in 1840 aangepast. Zonder goedkeuring van de ministers mocht de koning geen wetten meer maken en financiële uitgaven van de koning moesten voortaan zichtbaar zijn voor toezichthouders. Voortaan moest de Staten-Generaal de rijksbegroting eens per twee jaar goedkeuren. ↩︎
  12. Sautijn Kluit 1883, 1892. 66, aldaar citaat van De Bosch Kemper, Gesch . v . Nederland na 1830, dl 4 , p. 162. ↩︎
  13. Sautijn Kluit 1883, 1892. 68. ↩︎
  14. W.P. Sautijn Kluit 1883, 1892. 127-128, aldaar geciteerd uit Arnhemse Courant 1 juli 1869. Die datum markeerde het einde van het tijdperk van het Dagbladzegel, vanaf dat moment was er echte vrije (onbelaste) pers. ↩︎
  15. In Nederland was de revolutie van fluweel, in de rest van Europa verliep de omslag naar parlementaire democratieën  een stuk bloediger. ↩︎
  16. Kalkwiek 1992. 150-152. ↩︎
  17. “Berigt eener nieuwe Drukpers”, Koninklijke courant. ‘s-Gravenhage, 24-02-1807. ↩︎
  18. Ter illustratie: The Times werd al in 1814 gedrukt op een door stoom aangedreven snelpers met ronddraaiende drukcilinders en haalde daarmee 1100 afdrukken per uur. D. van Lente en O. de Wit 1993. 228. ↩︎
  19. Carel Godfried Withuys 1856. ↩︎
  20. Laurens Coster (1858-1859), 296; (1862), 117. geciteerd in Lente en Wit 1993. 236. ↩︎
  21. Kalkwiek 1992. 44. ↩︎
  22. Javasche courant, 28-06-1864. ↩︎
  23. Gerard Termorshuizen 2001. 243-258. ↩︎
  24. Hand. 1880-1881, II, Bijl. C nr. 5.52, Koloniaal verslag van 1880, Bijl. ZZ, pp. 24-25. Het oppervlak bedroeg ca.  720 ha. 30 werklieden woonden op de plantage, dagelijks kwamen er in totaal gemiddeld 50 tot 250 arbeiders werken. ↩︎

Bibliografie

  • Drukkerij G.J. Thieme. Arnhem en Nijmegen: G.J. Thieme, 1913.
  • F. Kalkwiek. Groeien in de tijd 1792-1992: Geschiedenis van het Zutphense familiebedrijf Thieme. Zutphen: Thieme, 1992.
  • James C. Kennedy. Een beknopte geschiedenis van Nederland. Amsterdam: Prometheus, 2017.
  • D. van Lente en O. de Wit. ‘Deel II. Gezondheid en openbare hygiëne. Waterstaat en infrastructuur. Papier, druk en communicatie.’. In Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890., red. M.S.C. Bakker H.W. Lintsen, E. Homburg, D. van Lente, J.W. Schot en G.P.J. Verbong, 175-281. Zutphen: Walburg Pers, 1993.
  • W.P. Sautijn Kluit. ‘Arnhemse Couranten.’ In Bijdragen tot de geschiedenis van den nederlandschen boekhandel, 1-148. Amsterdam: Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels, 1883, 1892.
  • Gerard Termorshuizen. Journalisten en heethoofden. Een geschiedenis van de Indisch-Nederlandse dagbladpers 1744-1905. Amsterdam/Leiden: Nijgh & van Ditmar / KILTV Uitgeverij, 2001.
  • A. C. van Eldik Thieme. Hulde aan mijnen vader, ontslapen den 9 junij 1826. Zutphen: W. J. Thieme, 1826.
  • Carel Godfried Withuys. De IJzeren Drukpers / Aan de bezoekers der tentoonstelling te Haarlem, bij gelegenheid van het feest ter eere van Lourens Janszoon Coster, op den 15n, 16n en 17n Julij 1856. Nederland, 1856.